
Jurisprudentie
BB5111
Datum uitspraak2007-10-09
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710532-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710532-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Doodslag in Oldenzaal op 16/17 juni 2006. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en drugs, zonder concreet aanwijsbare reden, het slachtoffer van dichtbij tweemaal in het lichaam geschoten, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. De officier van justitie eiste 18 jaar gevangenisstraf wegens moord. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van moord maar veroordeelt de verdachte tot 11 jaar gevangenisstraf wegens doodslag en het verboden bezit van twee vuurwapens en bijbehorende munitie. Ook moet hij 11.370 euro schadevergoeding betalen.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/710532-06
STRAFVONNIS
Uitspraak: 9 oktober 2007.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1957,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats],
terechtstaande terzake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 16 en 17 juni 2006 te Oldenzaal tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of
(een van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
een (doorgeladen) pistool, althans een (doorgeladen) vuurwapen uit een andere
ruimte in het woonhuis [adres] opgehaald of laten ophalen, danwel dat
pistool/vuurwapen uit een jas gehaald en/of ter hand genomen en/of dat
pistool/vuurwapen - op korte afstand van voornoemde [slachtoffer] - op het
(boven)lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] gericht (gehouden) en/of
(vervolgens) met dat pistool twee kogels, althans een kogel afgevuurd op,
althans in de richting van, het (boven)lichaam en/of het hoofd van voornoemde
[slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] door die kogel(s) in de borst/buikstreek
en/of in het (achter)hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode 16 juni en 17 juni 2006 te Oldenzaal tezamen en
in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd
[slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of (een
van) zijn mededader(s) met dat opzet een (doorgeladen) pistool, althans een
(doorgeladen) vuurwapen uit een andere ruimte van de woning [adres]
opgehaald of laten halen, danwel dat pistool/vuurwapen uit een jas gehaald
en/of ter hand genomen en/of dat pistool/vuurwapen - op korte afstand van
voornoemde [slachtoffer] - op het (boven)lichaam en/of het hoofd van voornoemde
[slachtoffer] gericht (gehouden) en/of (vervolgens) met dat pistool/vuurwapen twee
kogels, althans een kogel, afgevuurd op, althans in de richting van, het
(boven)lichaam en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde
[slachtoffer] is getroffen door een kogel in de borst/buikstreek en/of in het
(achter)hoofd tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode 16 juni en 17 juni 2006 te Oldenzaal een of
meer wapens van categorie III, te weten een pistool merk Mauser, kaliber 7.65
en/of een pistool merk FN, kaliber 6.35 mm., en/of munitie van categorie III,
te weten 75, althans een hoeveelheid, kogelpatronen, kaliber 7.65 en/of vier
kogelpatronen in houder, kaliber 6.35 mm. en/of 25 kogelpatronen, althans een
hoeveelheid kogelpatronen, kaliber 6.35 mm., voorhanden heeft gehad;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt in dit verband dat niet is bewezen dat verdachte, na de confrontatie met het slachtoffer, naar boven is gegaan om daar het door hem gebruikte vuurwapen op te halen.
Uitgaande van de lezing van verdachte dat hij het wapen waarmee hij op het slachtoffer heeft geschoten, uit een aan de kapstok hangende jaszak heeft gehaald alvorens ermee te schieten, oordeelt de rechtbank dat onvoldoende vast is komen te staan dat de tijd die was gelegen tussen het moment waarop hij met het slachtoffer werd geconfronteerd en het besluit om op dat slachtoffer te schieten, zodanig lang is geweest dat sprake was van kalm beraad en rustig overleg.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op of omstreeks 17 juni 2006 te Oldenzaal opzettelijk een persoon, genaamd
[slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een pistool ter hand genomen en vervolgens met dat pistool twee
kogels afgevuurd op het bovenlichaam en het hoofd van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] is getroffen door een kogel in de borst/buikstreek en in het achterhoofd tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in de periode van 16 juni en 17 juni 2006 te Oldenzaal wapens van categorie III, te weten een pistool merk Mauser, kaliber 7.65 en een pistool merk FN, kaliber 6.35 mm. en munitie van categorie III, te weten 75 kogelpatronen, kaliber 7.65 en vier
kogelpatronen in houder, kaliber 6.35 mm. en 25 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm., voorhanden heeft gehad;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 subsidiair het misdrijf:
"Doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 2 het misdrijf:
"Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie;
Strafbaarheid van de verdachte:
Door de raadsman van verdachte is ondermeer betoogd dat verdachte ten aanzien van het hem sub 1 tenlastegelegde heeft gehandeld uit putatief noodweer(exces) nu verdachte abusievelijk doch gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat hij diende te ageren tegen een ogenblikkelijke dreiging met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen of andermans lijf.
De rechtbank verwerpt vorenvermeld beroep op putatief noodweer nu naar het oordeel van de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat verdachtes veronderstelling dat hij in een situatie verkeerde waarin de noodzakelijk verdediging van zijn of andermans lijf tegen de ogenblikkelijk aanranding of een dreiging daarvan geboden was, gerechtvaardigd was.
Nu de rechtbank van oordeel is dat in casu geen sprake is geweest van een putatief noodweersituatie en verdachte zich voor zijn beroep op putatief noodweerexces beroept op dezelfde situatie, verwerpt de rechtbank ook het beroep op putatief noodweerexces.
De verdachte is deswege strafbaar, aangezien ook overigens niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 1 primair en sub 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij en met onttrekking aan het verkeer c.q. teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft onder invloed van alcohol en drugs, zonder concreet aanwijsbare reden, het slachtoffer van dichtbij tweemaal in het lichaam geschoten. Als gevolg van de daardoor opgelopen verwondingen is het slachtoffer overleden. Met zijn handelwijze heeft verdachte een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven. Door de bewezenverklaarde doodslag is bij de familie en kennissen van het nog maar 32 jarige slachtoffer een onomkeerbaar verlies teweeg gebracht. Door bovendien geen opening van zaken te geven over het motief en de precieze toedracht van zijn daad bemoeilijkt hij het verwerkingsproces bij met name de nabestaanden die, blijkens de door de vader van het slachtoffer ter zitting afgelegde slachtofferverklaring, met een aantal onbeantwoorde vragen achterblijven. De rechtsorde is door een feit als het onderhavige zeer ernstig geschokt en het behoeft geen betoog dat feiten als deze sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg brengen.
Voorts dient het verdachte zwaar te worden aangerekend dat hij in zijn woning, onder het bereik van de in zijn woning aanwezig kinderen, twee vuurwapens, waarvan er in ieder geval één schietklaar was, voorhanden heeft gehad. Het gevaarzettend karakter van de aanwezigheid van vuurwapens in handen van deze verdachte klemt temeer nu verdachte, blijkens de inhoud van het strafdossier, verkeerde in een milieu waarin sprake was van handel in harddrugs en de aanwezigheid van hennepkwekerijen. De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte, die in kennelijke welstand leefde, ter terechtzitting geen enkele inzicht wenst te geven over de wijze waarop hij, naast zijn bijstandsuitkering, inkomsten heeft gegenereerd en in zijn levensonderhoud heeft voorzien.
Gelet op de geschetste levenswijze van verdachte en het milieu waarin hij zich bevindt, is zeker niet uit te sluiten dat verdachte zich in de toekomst andermaal zal inlaten met feiten waarbij het gebruik van vuurwapens niet wordt geschuwd.
De enig passende reactie op feiten als de onderhavige is een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur. Dat deze straf lager is dan door de officier van justitie gevorderd, is gelegen in het feit dat de rechtbank bij de strafbepaling tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
De rechtbank heeft voorts bij het bepalen van de straf acht gelagen op de omtrent verdachte opgemaakte rapportages en met name op het rapport van het Pieter Baan Centrum te Utrecht, opgesteld door J.B. Seinen, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, in welk rapport wordt geconcludeerd dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht voor het hem tenlastegelegde. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt dat vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer de hierna in het dictum te noemen goederen nu met betrekking tot een deel van deze goederen de sub 2 tenlastegelegde feiten zijn begaan en de gezamenlijkheid daarvan van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Met betrekking tot het overige deel van de in het dictum genoemde goederen overweegt de rechtbank dat deze ingevolge het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [vader], wonende te [adres] (vader van het slachtoffer), zich ter zake van feit 1, via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van €. 11.370,--, bestaande uit de volgende posten:
Uitvaartkosten € 3.750,--;
Bloemstukken € 500,--;
Tickets naar Izmir/Turkije € 1.760,--;
Grondkosten voor begraafplaats € 1.800,--;
Vervoerskosten van airport naar mortuarium € 200,--;
Vervoerskosten op dag van de begrafenis € 400,--;
Grafsteen € 2.000,--;
Etenskosten en kosten Imam € 400,--;
Gebeds- en etenskosten 40e dag € 100,--;
Annuleringskosten vakantie [slachtoffer] € 460,--.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet gemotiveerd door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt het gevorderde bedrag van € 11.370,-- zodat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 subsidiair en sub 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
elf jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen te weten:
een pistool FN cal 6.35 met houder en 4 kogelpatronen;
een huls cal 6.35;
een pistool Mauser cal. 7.65 incl. houder;
zeven pijlen, meerkleurig;
een kruisboog Barett;
munitie 50 stuks Hallowpoint cal 7.65, 50 kogelpatronen (cal, 32) in doosje;
munitie 25 stuks Volmantel cal 6.35 in doosje;
munitie 25 stuks Volmantel cal 7.65 in doosje;
een schoonmaakmiddel voor vuurwapens;
papiertjes met resten cocaïne;
een plastic boterhamzakje met resten cocaïne en
een lijntje cocaïne.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit sub 1 subsidiair tot betaling aan de benadeelde partij [vader], wonende te [adres], van een bedrag groot: € 11.370,--.Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit sub 1 subsidiair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 11.370,-- ten behoeve van de benadeelde, voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 86 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte 1 subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave aan verdachte van:
een mobiele telefoon, kleur zwart Nokia 1600;
een bestekcassette, kleur zwart, Weber&Kochman;
een mes, Weber &Kochman en
kleding die verdachte tijdens het delict droeg,
Gelast de teruggave van de kleding van het slachtoffer aan de nabestaanden van het slachtoffer
Aldus gewezen door mr. Bordenga, voorzitter, mrs. Stoové en Lunenborg, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2007.